Beleefpad

Opdracht

Wrijf even in je handjes. Zet je oren overeind en open. Ga op je tenen staan met je armen naar voren. Maak jezelf lang en lenig en laat een lange staart groeien. Ruik je het bos? Kom, we maken ons een beetje onzichtbaar. We springen op onze tenen tussen de jonge boompjes op het pad naar de klautertakken. Kun jij klauteren als een eekhoorn of marter?

Opdracht

Er is nog maar één bosvogeltje kleiner dan ik. Maar ik ben de winterkoning van het bos. Op mijn hoge troon hoor en zie ik alles heel goed en daar zing ik over. Kom allemaal even heel stil zitten in de kring. De op-één-na kleinste of de kleinste gaat op mijn troon zitten. Maak jullie piepklein met je vleugeltjes dicht tegen je lijfje. Houd je ogen en oren goed open.

Hoor je de andere vogels en dieren om ons heen, en zie je ze ook? Daarna mag de winterkoning op de troon vertellen wat ie voor bijzonders hoorde of zag.

Opdracht

Kwak die vleugels en staarten eens even weg en kwaak je zelf zwemvliezen tussen je handen en je tenen. Buig even door je knieën. Krwaak goed zo! Je bovenbenen zijn sterk genoeg.

Maak drie kikkersprongen om op te warmen. Dan gaan we nu de kikkerpoel over. Ben je er klaar voor? Hup ga de stenen op. Ja gebruik die voorpoten van je. Je mag best even rustig gaan zitten op een steen om te kijken of je een lekkere vlieg of mug ziet. Maar niet te lang hoor anders ziet de reiger je of de marter of de vos. Dus ik spring weer naar het bos om een dikke vette slak te zoeken. Tot straks!

Opdracht

Zzz zoem, wij zijn insecten, we zijn hele nette dieren. Dus was je voelsprieten even met je voorste voorpoten; dan kun je beter ruiken. Maak je mooie ogen ook even schoon. Dan zie je de kleuren en bewegingen beter.

Wrijf met je middelste paar voorpoten alle kreukels uit je vleugels en poets je achterlijf schoon met je achterpoten. Ben je opgewarmd, netjes genoeg en klaar? Fladder of vlieg maar over het paadje en geniet van wat je onderweg ruikt en ziet.

Opdracht

Ik groei al bijna 100 jaar op deze plek. Ik ben de beuk. Ik heb alle tijd voor jou en alle dieren die bij me op viste komen. Ik haast me niet. Ik groei met mijn takken en blaadjes naar de zon. Met mijn wortels houd ik me vast in de aarde. Want ik wil niet omwaaien.

Kan jij over mijn planken pad lopen zonder om te vallen? Het mag langzaam hoor. Kom eens op een bankje zitten. Wat zie jij allemaal op mijn stam, in mijn takken en tussen mijn wortels? Hoor je ook iets in het takkenliedje, dat ik voor je ruis?

Opdracht

Ik ben de salamander, en ik ben verdwaald. Ik zoek naar mijn vriendjes in het water. Zonder water kan niets groeien. Ik niet, het bos niet en jij niet. Hee! Ik ruik water, daar bij dat bruggetje. Kijk eens naar het stroompje. Kun je de bodem zien? Zwemt er iets in of drijft er iets op? Zou het water warm genoeg zijn om te zwemmen of kan ik beter op de oever blijven? Dag mensen ik ga ervandoor. Veel plezier op jullie ontdekkingsreis.

Opdracht

'Rikke-tikke-tikke-tikke-tikke-tikke tik. Lieverd, waar ben jij? Hier ben ik.' Je hoort mijn sterke snavel roffelen op de bomen. Verderop roffelt mijn lief een antwoord terug. Maar je ziet ons meestal niet. Ik ben de specht en ik klim over de stam van de boom omhoog. Hoe ik dat doe? Kijk eens naar jouw duimen. Mijn klauwen hebben elk twee duimen en ik steun ook op mijn lange stijve staart.

Ha, Ik ruik een insect, het verstopt zich onder de boomschors. Staart tegen de boom. Tik! Met mijn grote sterke snavel pik ik de schors weg. Lik, slik! Dat was een lekker hapje. Mijn lief en ik hebben dit vogelhuis niet nodig. Wij hakken elk jaar een nieuw nestje in een boom. Als onze jonkies zo groot zijn dat ze er niet meer in passen vliegen we uit. Dan gaan er meteen andere vogels in wonen en soms ook een boommarter. Soms slapen ze er zelfs in de winter in. Welke vogel speel jij?

Opdracht

Ik ben plat en zwart en zo klein als een potloodpuntje. Toch ben ik; de teek, het gevaarlijkste beest. Met mijn acht pootjes kan ik supersnel klimmen. Eerst omhoog langs hoog gras.

Als ik iets warms langs voel komen laat ik me vallen op het dier. Dan klim ik verder op dat been op die poot of die arm tot ik een dun warm stukje huid vind. Ik bijt wie ik vang. Ik drink een beetje bloed en geef soms de ziekte Lyme door. Als ik vol bloed zit laat ik me weer vallen, verstop me, vervel me en klim elke keer ietsje hoger. Vanaf hoe hoog durf jij in de armen van een volwassene te vallen?

Voor de volwassene: heeft u of het kind een teek? Verwijder een teek voorzichtig met en tekentang. Zorg dat er niets van de teek achterblijft. Vernietig de teek en ontsmet de wond goed. Houdt bij waar en wanneer de teek gebeten heeft. Ga naar de dokter als de patiënt  binnen twee weken koorts krijgt of een rode kring om de beet. Vertel de arts waar de teek zat.

Opdracht

Welkom, welkom. Wil jij ook een hapje rot blad of vochtig dood hout? Wij bodembeestjes eten dat op en maken daar vruchtbare aarde van. Gewoon door lekker te poepen. We zijn  met grote poepers: de slakjes, miljoenpoten en regenwormen. En met kleine poepers, zoals pissebedden en springstaartjes. Voel eens aan de boomstammen die hier liggen. Wat denk je. Welke stam vinden wij de lekkerste?

Er zijn ook rovers zoals de duizendpoten, spinnen en sommige kevers. Zullen we samen weglopen als een miljoenpoot, een pissebed, of een groep springstaartjes?

Opdracht

Wij zijn de paddenstoelen, Wij zitten vol geheimen. We bewaren onzichtbare sporen in onze hoed en strooien ze uit bij wind. Elk spoortje kent de helft van een geheim verhaal voor het bos. Het spoortje gaat groeien en maakt een heleboel schimmeldraden onder de grond om dat halve verhaal door te geven. Waar ze schimmeldraden met de andere helft van de het verhaal ontmoeten groeit er weer een nieuwe paddenstoel. En elke soort paddenstoel heeft weer een ander geheim.

Heb jij ook een geheim verhaal voor het bos? Klim maar op een van de houten paddenstoelen en fluister het maar in de hoed. De kleine paddenstoelen in het bos breken snel. Bekijk ze goed en raak ze maar niet aan.

Opdracht

Oh egeltjes toch zijn jullie zo moe van de lange wandeling? Ik heb een huisje onder deze takkenril. Kom even uitrusten. Rol je zelf maar op: Trek jullie stekeltjes en pootjes in. Oogjes dicht en alle twee je polsjes over je neus. Ruik je en hoor je het bos om je heen?

Droom maar mee over de wandeling die ik ‘s nachts maak. Dan schuifel ik door het bos en snuffel ik rond. Ruik ik iets lekkers? Ik houd wel van regenwormpjes met wat fruit, een dikke tor, een paddenstoeltje of een smakelijke slak. Soms ruik ik ook een ander egeltje, dan ben ik heel nieuwsgierig of we vriendjes kunnen zijn.

Durven jullie straks met je ogen bijna dicht over mijn zachte egelpaadjes te lopen? Bij de harde mensenweg wel je ogen goed opendoen hoor en kijk goed uit bij het oversteken.

Opdracht

Ik ben de slak en ik glijd op één voet, of is dat nou mijn buik? Mijn mond is een soort raspje boven in mijn voet. Zo kan ik lekker eten als ik loop. Ik maak veel slijm. Dat glijdt wat sneller en zo blijven mijn mond en mijn voet heel en vochtig.

Ik heb 4 steeltjes op mijn kop: 2 steeltjes met ogen om te kijken en 2 met neus-vingers. Zo kan ik ook voelen en goed ruiken waar ik heen ga. Omdat ik alles goed wil ruiken en voelen slinger ik altijd een beetje.

Als ik bang ben maak ik me rond en dik. Dan trek ik al mijn steeltjes naar binnen. Zodra ik me weer veilig voel maak ik me lang en dun. Dan wil ik graag weten wat er om me heen gebeurt.

Maak jij je nu eens rond. Maak je nu eens heel lang. Probeer eens of je over dit slakkenpaadje op je buik omhoog kunt slingeren. Goed zo.